Een moslim-advocaat weigert al geruime tijd om op te staan wanneer de rechter de rechtszaal binnenkomt. Hij erkent alleen de macht van (zijn) God en wil kennelijk voor niemand anders opstaan. Hij is daarvoor in eerste instantie terecht gewezen, maar het disciplinaire Hof van de advocatuur heeft hem in beroep gelijk gegeven.
Zijn recht om zijn godsdienst te belijden dient gerespecteerd te worden, en als zijn geloof hem verbiedt om in de rechtbank zijn "meerdere" te erkennen hoeft hij niet op te staan. Aldus de uitspraak van het Hof in een paar worden. Ook mag deze advocaat een hoofddeksel van zijn eigen keuze (een soort puntmuts) in de rechtszaal dragen. Hij mag, tenslotte, ook zittend pleiten. Allemaal als gevolg van zijn vrijheid van godsdienst.
Deze zaak verdient mijns inziens een paar kanttekeningen.
Het is naar mijn beste weten overal gebruikelijk (ook in de streken waar hij van stamt) om op te staan wanneer de rechtbank binnenkomt, als een vorm van respect voor de instantie die het geschil gaat beslechten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat hij voor iets of iemand anders niet nog meer respect mag hebben.
De betreffende advocaat denkt er anders over. Hij meent alleen op te hoeven staan voor het in zijn ogen hoogste gezag. Wanneer hij er zo over denkt, erkent hij dan wel de uitspraken van de rechtbank als bindend? Eigenlijk kan dat haast niet, wanneer hij geen respect toont voor het college dat een uitspraak in het geschil gaat doen, waarin hij als advocaat betrokken is. En erkent hij het Nederlandse recht wel? Dat kan ook haast niet. Hij zou toch alleen maar de Sharia (de in zijn ogen Goddelijke wetgeving) kunnen erkennen?
Kortom het gedrag deze advocaat roept vragen bij mij op, en ik kan er geen vrede kan hebben dat hij als enige in ons land niet op hoeft te staan in de rechtszaal.
Heeft de disciplinaire rechter hem eigenlijk wel gevraagd of hij de uitspraak van de de rechtbank wel erkent en of hij het Nederlandse recht wel erkent?
Mijns inziens heeft godsdienstvrijheid met deze zaak weinig of niets te maken. Natuurlijk mag deze advocaat de godsdienst aanhangen en belijden die hij wil. Maar dat heeft toch niets, maar dan ook helemaal niets, te maken met het tonen van enig (bijna symbolisch) respect voor degene die beslist in het conflict waarin hij optreedt?
Ik meen dat deze advocaat een ander beroep zou moeten kiezen. Een beroep dat hem bij de uitoefening ervan niet in gewetensnood brengt. En ik meen verder dat de disciplinaire rechter beter anders had kunnen beslissen. Wat volgt hierop?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten